|
1
2
3
4
5
|
1) | Dewijl dan Christus voor ons in het vlees1) geleden heeft, zo2) wapent gij u ook met dezelfde gedachte, namelijk dat wie in het vlees geleden heeft,4) die heeft opgehouden van de zonde;3)5) |
2) | Om nu niet meer naar de begeerlijkheden der mensen, maar6) naar den wil van God, den tijd, die overig is in7) het vlees, te leven. |
3) | Want het is ons genoeg, dat wij den voorgaande tijd8) des levens der heidenen wil9) volbracht hebben, en gewandeld hebben in ontuchtigheden, begeerlijkheden, wijnzuiperijen, brasserijen, drinkerijen en gruwelijke afgoderijen;10) |
4) | Waarin zij zich vreemd houden,11) als gij niet medeloopt tot dezelfde uitgieting der overdadigheid, en u lasteren;12) |
5) | Dewelke zullen rekenschap geven Dengene, Die bereid staat om te oordelen de levenden en de doden.13) |
6) | Want daartoe is ook den doden14) het Evangelie15) verkondigd geworden, opdat zij wel zouden geoordeeld worden16) naar den mens in het vlees,18) maar leven zouden19) naar God20) in den geest.17)21) |
7) | En het einde aller dingen is nabij;22) zijt dan nuchteren, en waakt in de gebeden. |
8) | Maar vooral hebt vurige liefde tot elkander; want de liefde zal menigte van23) zonden bedekken. |
9) | Zijt herbergzaam jegens elkander, zonder murmureren.24) |
10) | Een iegelijk, gelijk hij gave25) ontvangen heeft, alzo bediene hij dezelve aan de anderen, als goede uitdelers der menigerlei genade Gods. |
11) | Indien iemand spreekt, die spreke26) als de woorden Gods;27) indien iemand dient, die diene28) als uit kracht,29) die God verleent; opdat God in allen geprezen worde door Jezus Christus, Welken toekomt de heerlijkheid en de kracht, in alle eeuwigheid. Amen. |
12) | Geliefden, houdt u niet vreemd30) over de hitte der verdrukking31) onder u, die u geschiedt tot verzoeking, alsof u iets vreemds overkwame; |
13) | Maar gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden van Christus,32) alzo verblijdt u;33) opdat gij ook in de openbaring Zijner heerlijkheid u moogt verblijden en verheugen. |
14) | Indien gij gesmaad wordt om den Naam van Christus, zo zijt gij zalig; want de Geest der heerlijkheid,34) en de Geest van God35) rust op u. Wat hen aangaat,36) Hij wordt wel gelasterd,37) maar wat u aangaat, Hij wordt verheerlijkt.38) |
15) | Doch dat niemand van u lijde als een doodslager, of dief, of kwaaddoener,39) of als een, die zich met eens40) anders doen bemoeit; |
16) | Maar indien iemand lijdt als een Christen, die schame zich niet,41) maar verheerlijke God in dezen dele. |
17) | Want het is de tijd, dat het oordeel beginne42) van het huis Gods;43) en indien het eerst van ons begint, welk zal het einde44) zijn dergenen, die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn? |
18) | En indien de rechtvaardige nauwelijks zalig45) wordt, waar zal de goddeloze en zondaar46) verschijnen?47) |
19) | Zo dan ook die lijden naar den wil van God, dat zij hun zielen Hem, als den getrouwen Schepper, bevelen met weldoen. |